De economische crisis van 1930 trof het Sudetenland onevenredig hard ten gevolge van de hoge graad van industrialisatie.
Bij de inkrimping en sluiting van bedrijven werden verhoudingsgewijs ongeveer twee maal zoveel Duitsers als Tsjechen door werkloosheid getroffen.
Duitslands oorlogsindustrie bood daarentegen na 1933 aan Sudetenduitse vakmensen volop werk. Velen van hen werden grensarbeider en in Duitsland object van nazistische propaganda.
Dat legde een basis voor de opkomst van de Sudetenduitse Partij onder Konrad Henlein, die eerst steun en vervolgens aansluiting bij de NSDAP in Duitsland zocht.
In de laatste vrije, alhoewel door agressieve propaganda sterk beïnvloede, verkiezingen van 1936 behaalde zijn partij twee derde van de uitgebrachte stemmen in de Sudetenduitse districten.
Hitler liet zijn oog vallen op dit gebied, in het kader van de "Heim ins Reich"-Politiek.
Na de Anschluss van Oostenrijk in 1938 was het Sudetenland voor hem een tweede testcase om de weerstand van de Europese grote mogendheden te beproeven.
Militair-economisch was het gebied voor Duitsland van groot belang. De Tsjechische provincies waren aan drie zijden als een grote enclave omgeven door Duitsland en Oostenrijk.
Zij waren al in de Oostenrijkse tijd industrieel sterk ontwikkeld en beschikten nu ook over een modern leger, maar dat had zijn verdedigingslinie aan de staatsgrenzen en dus juist in het Sudetenland geïnstalleerd.
De industrie in dit gebied sloot aan bij die van Duitsland en kon de Duitse herbewapening goed dienen. De tegenstellingen liepen steeds hoger op en werden vanuit Duitsland met geld en knokploegen aangewakkerd.
Nadat de situatie door de Tsjechoslowaakse autoriteiten niet meer te beheersen bleek, werd op de Conferentie van München aan Hitler door het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië toegestaan om met ingang van 10 oktober 1938 die delen van Bohemen en Moravië, waar de meerderheid van de bevolking uit Duitsers bestond, in bezit te nemen, in ruil voor vredesgaranties.
Voor de Volkenbond was de annexatie van het Sudetenland ook toelaatbaar vanwege het grondrecht op zelfbestemming van elk volk.
Het Sudetenland werd immers voor 95% door etnische Duitsers bewoond die zich in meerderheid met hun woongebieden bij Duitsland, waartoe inmiddels ook Oostenrijk behoorde, wilden aansluiten.
De noordelijke en westelijke delen van Sudetenland werden als een aparte 'Reichsgau' geïnstalleerd, terwijl de zuidelijke delen bij de 'Reichsgau Niederösterreich' werden gevoegd.
Slowakije mocht zich in maart 1939 afscheiden en tot soevereine, hoewel bondgenootschappelijk aan Duitsland en Italië verbonden, staat - de Eerste Slowaakse Republiek - uitroepen.
Tegelijk scheidde Karpato-Oekraïne zich onder Hongaarse regie af . Vervolgens werd het restant van Tsjechië door Duitsland bezet en ingericht als een Duits Protectoraat Bohemen en Moravië.
De Tsjechen die geen Duits staatsburger wilden worden, moesten Sudetenland na de annexatie verlaten. Veel tweetaligen, vaak ook degenen met Duitse en Tsjechische ouders, bleven maar moesten zich invoegen in het Duitse staatsburgerschap.
Het Duitse gezag in het Protectoraat benoemde veel van zijn bezettingsambtenaren uit deze kring van tweetaligen.
Na de Tweede Wereldoorlog werden bijna 3 miljoen Sudetenduitsers uit hun woonplaatsen verdreven, voor zover ze nog niet gevlucht waren.
Tsjechische milities pleegden etnische zuiveringen, vaak op grote schaal met dodelijk geweld. De Duitsers werden van hun staatsburgerschap ontheven verklaard en uitgewezen; hun bezit werd onteigend. Etnische Tsjechen mochten hun grond, fabrieken, winkels en huizen en de achter te laten inventarissen in bezit nemen.
Omdat er te weinig Tsjechische kolonisten gemobiliseerd konden worden, werden onder druk ook grote aantallen Roma uit Slowakije naar het Sudetenland gestuurd.
Alleen Sudetenduitsers die zich aantoonbaar verzet hadden tegen de nazi-autoriteiten mochten blijven; in de praktijk kwam het erop neer dat vrijwel alle Duitsers verdreven werden die tijdens de oorlogsjaren geen lidmaatschap van de communistische partij konden aantonen.
Zelfs Joden die uit de kampen of als vluchtelingen terugkwamen, werden vanwege hun Duitstaligheid ook onteigend en van hun staatsburgerschap vervallen verklaard, hoewel onder internationale druk daarop teruggekomen moest worden.
Ook de Hongaarse minderheid in Slowakije viel onder deze bepalingen hoewel deze ten aanzien van deze Hongaren onder druk van de Sovjet-Unie, die geen chaos in Hongarije wilde laten ontstaan, slechts ten dele werden uitgevoerd.
In juni 1990 vond in Praag de fluwelen revolutie plaats en keerde het land zich af van het communisme. Vláclav Havel werd de eerste president van het vrije Tsjecho-Slowaakse land.
In de loop van 1992 besloten Václav Klaus namens het Tsjechische deel van Tsjecho-Slowakije en Vladimír Meciar namens het Slowaakse dat de verschillen op allerlei gebied tussen de twee landen, met name de economische ontwikkeling, te groot waren. De twee leiders besloten de Republiek op te splitsen.
Zo werd Slowakije per 1 januari 1993 op vreedzame wijze weer een zelfstandige staat.